Ik houd zijn hoofd in mijn handen en ik kijk naar zijn lichaam op de roestvrijstalen tafel. Zijn hoge voorhoofd, zijn slanke lijf, zijn lange armen en benen. Ik zie zijn zoon, mijn man, en ik schrik ervan. Ineens treft het me hoe hij, hoe wij, deel zijn van een generatie: een blad aan een tak, aan een tak, aan een stam. Al die stammen voor ons, die maar doorgeven, zonder dat we er om vragen. Het is ontroerend en hardvochtig tegelijk, omdat die genen en die geschiedenis zich zo nietsontziend in ons kunnen vastzetten. Ik zie ook poëzie in de herhaling van zijn goedgebouwde handen in die van mijn lief. En hoe er kunst schuilt in het echte leven van de rouwkamer. En dat de schaamte verdwijnt als iemand niet meer leeft. Zijn naaktheid speelt geen rol meer. Zijn eigenschappen ook niet meer, alleen nog in de verhalen. Het grotere verhaal dat ons bepaalt en in ons leeft.
Het verhaal van de ouder leeft voort in de jongen, hoezeer het jong het ook wil vermijden of juist wil omarmen. De geschiedenis van onze familie speelt al net zo een grote rol in ons lichaam, het huis, waarin we wonen, als onze genen. In het toneelstuk Branden van het Ro theater zien we de zoektocht van een tweeling naar hun wortels (en zien we trouwens ook hoe het echte leven de poëzie in kruipt: de gruwelen van de oorlog, de perversie ervan. )Als ze het familiegeheim ontdekken, dat het gruwelijke verhaal van hun afkomst blootlegt, kunnen ze hun moeder pas waardig herdenken en afscheid van haar nemen. Het weten van hun wortels maakt duidelijk dat er geen slachtoffers of daders zijn, enkel takken aan takken aan stammen. Een onderdeel zijn van het grotere verhaal betekent soms dat we niet anders kunnen dan kwaaddoen, of goed doen of niets doen. We zijn bepaald door de loot die we zijn en waar we vandaan komen is dwingender dan waar we naartoe gaan. De kunst is het zien en aanvaarden en misschien kunnen we iets proberen te veranderen. Een speling van het lot of een wending in de plot.
In de film Starred up wordt een jongen op de volwassenafdeling in de gevangenis geplaatst, omdat hij agressief en onhandelbaar is. Daar zit ook zijn vader. We zien hoe de jongen hunkert naar een vader en hoe de vader zich geen raad weet met zijn rol. Het voelt onafwendbaar dat de zoon daar zit, net als zijn vader. Beiden zijn ze hulpeloos aan elkaar overgeleverd. De vader is bang en de zoon tart, omdat hij pijn heeft en een vader mist. Aan het einde is er een loutering: de vader redt het leven van de zoon en riskeert daarmee zijn eigen leven. Het beeld heeft de schoonheid van een omgekeerde Pieta: de vader schreeuwt de zoon in zijn armen het leven weer in. Zo krijgen ze beiden hun plek weer terug. De vader wordt vader en de zoon weer kind.
In het Frans wordt er over de overledene gezegd dat hij is verdwenen, “disparu”. De persoon is verdwenen, maar niet dood. Ik knoop zijn veters vast, we tillen hem samen op de baar. De zoon kijkt goedkeurend naar zijn vader en zegt: “Hij is weer terug.”