Universal soldier

 

rosina

Ze drukte de kassa met de opbrengst van de dag iedere avond tegen haar boezem. Het cafébiljart was van haar zoon, een lange donkere zaal met weinig sfeer en vier forse biljarttafels. Rosina liep er als mater familias vanzelfsprekend langs de groene doeken, haar schoondochter negerend. Haar jurk hing om haar heen, niet echt bedoeld om mooi te zijn, meer omdat er iets om dat lichaam moest hangen. Ze was niet heel mooi, fors in haar goede jaren, met een flinke voorgevel. Een neus, die haar Joodse wortels van generaties terug verried, haar mondhoeken zacht, verdrietig afhangend. Haar blik stond naar lijden, maar we hebben haar nooit zien treuren. Ze droeg het verdriet, net als haar jurken: het hoorde bij haar, maar ze droeg het liever niet.

Schande en argwaan

Ze was twintig, toen ze zwanger werd van een Duitser. Hij was getrouwd en het was 1930. Wat zij voelde was goed, haar hart was voor Bernhard. Ze leverde zich over aan de nonnen in Moederheil, het huis voor zondige meisjes, maar ze hield haar kind, dat wist ze zeker. Ze wist wat overleven was en ze kende die katholieke krengen als geen ander. Toen ze klein was, vernederden ze haar in het openbaar: “Bidden wij voor Rosina, want haar vader zit bij de socialistische vakbond.” Een hostie werd geweigerd in de kerk, er was een smet op die familie, katholiek en rood, dat kon niet en er werd zelfs gekletst dat Rosina’s komst de reden was dat haar ouders trouwden. Schande en argwaan. Ze was het wel gewend. Het kon haar ook niet echt schelen: grenzen en wetten vond ze een detail in haar leven waar ze verder geen interesse in had.

 Blijven staan

Haar grote liefde scheidde en verhuisde naar Nederland en hij liet een ex-vrouw en twee kinderen achter in Duitsland. Ze trouwden. Rosina gaf haar hart, haar ziel en zaligheid aan hem en aan haar zoon, die ook Bernhard werd genoemd als eerbetoon, als stamhouder. Ze bleef overeind, ook tijdens de oorlog, toen haar man naar Duitsland moest om te vechten en ook toen hij, veel te jong stierf aan de gruwelijke gevolgen van een ongeluk, bleef ze staan. Het vechten was haar vertrouwd, ze vocht ook niet, ze marcheerde als een soldaat, maar ze was een soldaat met een lak aan structuur en orde.

 Kostganger

Ze had het talent om iedereen voor zich in te nemen en altijd buitengewoon te blijven. Haar huis was open voor iedereen, voor haar familie, haar vrienden, de kinderen van haar man, voor iedereen was plek en ze gaf ze wat ze had. En dat was niet veel. Ze had een winkeltje, een gedoetje, waar meer uit ging dan dat er binnenkwam. Ze nam nog een ongehuwde oom in huis, een valse herdershond en een “kostganger”, een zwijgzame man met een pet en een chagrijnige inborst. Bernhard moest zijn moeder delen met die schooier, een man van niks in zijn ogen. Rosina praatte zelden met de kostganger, of ze snauwde hem af als een hond in de bijkeuken en hij grauwde dan iets onverstaanbaars terug. Maar toen hij stierf, deed hij dat bij haar in bed. De kou die ze deelden, was slechts gereserveerd voor overdag.

 Anonieme held

Rosina is geëindigd in het verpleegtehuis, ze stierf een jaar voor haar zoon. Ze was haar hoofd verloren, en de paniek die we nooit eerder in haar ogen zagen, sloeg definitief toe. Ze werd vastgebonden, was onrustig en bang en vroeg steeds aan iedereen die langskwam: “Neem je me mee naar huis?”. De vrouw die bijna een eeuw geschiedenis in het gezicht had gekeken, ging terug naar het bange kind dat ze nooit was. Rosina, de universele vrouw, de krachtige moeder, kwam aan haar einde als een onbekende soldaat. Geen standbeeld voor haar moed en onverschrokkenheid, geen naam in de canon der vaderlandse geschiedenis. Ze stierf zoals echte helden sterven: anoniem en in alle stilte.

 

Scroll naar boven